Beroepsorganisatie voor Specialisten in Bedrijfsoverdracht

Nieuws

Vader en zoon

De zoon meldde zich in september bij de bemiddelaar. Hij was Hoofd verkoop in het bedrijf van zijn vader. Het bedrijf, met een mooie positie in zijn branche, bestond ruim 25 jaar. De vader zou binnenkort de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Drie jaar geleden had de vader zijn zoon naar het bedrijf teruggehaald, nadat ze eerder na een aanvaring uit elkaar gegaan waren. Eigenlijk konden ze niet met en niet zonder elkaar. Hij had zijn zoon toen toegezegd dat hij over een paar jaar het bedrijf aan hem zou willen overdragen. Nadat eerdere pogingen hiertoe mislukt waren, riep de zoon de hulp van een professioneel bemiddelaar in. Hij zou het nog één keer proberen, maar dan goed. Het proces begon positief. Op advies van de bemiddelaar werd de accountant van vader aangewezen als diens bemiddelaar. De bemiddelaars ontmoetten elkaar voor een bespreking onder vier ogen en stelden vast dat de overdracht voor alle partijen het beste zou zijn. Er was wederzijds respect en begrip en ze zouden proberen gezamenlijk de doelstelling van de overdracht te verwezenlijken. Er was echter één moeilijkheid: door de recente grote investeringen die in het bedrijf gedaan waren, zat zowel het bedrijf als de vader tot aan hun nek in de schulden.

En zoals gebruikelijk voor dga’s, was het bedrijf de pensioenvoorziening van vader. Verder was er niets. De zoon en de bemiddelaar zegden toe hun bod te zullen doen aan de bovenkant van de bandbreedte van wat redelijk was om zoveel mogelijk met vaders toekomst rekening te houden. Aan de andere kant eisten zij duidelijkheid: binnen zes maanden wilde de zoon definitief weten waar hij aan toe was: of hij nam het bedrijf over, of hij zou weer vertrekken, maar dan definitief. Na dit heldere en duidelijke begin verliep het proces niet erg soepel en voortvarend. Cijferinformatie kwam niet beschikbaar en de bemiddelaar liep daardoor vast.

Forceren

Na bijna vier maanden was de zoon nog weinig verder. In overleg met de bemiddelaar werd gekozen voor forceren van het proces. Via de bemiddelaar bracht de zoon een indicatief bod uit, voor een groot gedeelte gebaseerd op aannames van cijfers. Dat werkte. Vader verwierp het bod op het moment dat hij het ontving. De accountant greep in en kwam met een reactie. En cijfers. Alle cijfers die de zoon en zijn bemiddelaar nodig hadden. Na bestudering daarvan bleek er nog ruimte te zitten in het bod. Precies een maand na het eerste bod werd een herziene bieding uitgebracht, dat bijna 25 procent hoger lag dan het eerste. Meer zat er niet in. Dit was alles uit de kast.

De reactie van de accountant was veelbelovend: hij vond het een ‘in de gegeven omstandigheden alleszins redelijk bod’. De vader had een paar slapeloze nachten. Ook hij liet later aan de bemiddelaar weten dat het bod redelijk was. Maar daarna kwam in een directe confrontatie met zijn zoon het hoge woord eruit. De vader had na weer een slapeloze nacht besloten het bedrijf niet aan zijn zoon te verkopen, gewoon omdat hij er geen vertrouwen in had. Dat hij daarmee het risico nam dat zijn zoon hem definitief zou verlaten, nam hij voor lief. De volgende dag ontving hij de ontslagbrief van zijn zoon. Nog een dag later gingen er 300 afscheidsbrieven naar relaties de deur uit. Nog een paar dagen later, zes maanden na het begin van het proces, verliet de zoon definitief het bedrijf. Hij was drie jaar lang aan het lijntje gehouden door zijn vader en kon dat niet accepteren. Hij had er alles aan gedaan om in goede harmonie het bedrijf van zijn vader over te nemen en kon zichzelf niets verwijten. Het personeel was geschokt en teleurgesteld en vroeg zich af hoe het nu verder moest. Diezelfde vraag stelde de bemiddelaar aan de vader. Het antwoord: “Ik ga nog twee jaar door en dan verkoop ik het bedrijf wel voor meer aan een strategische koper.”

Rob Beeren