Beroepsorganisatie voor Specialisten in Bedrijfsoverdracht

Nieuws

Verkopen en terugkopen

Ton S. verkocht zijn bedrijf aan een mbi-kandidaat, om het drie jaar later in failliete staat terug te kopen. “Ik vond het vreselijk om te zien hoe mijn bedrijf werd verkwanseld.”

Ton S. had in 22 jaar tijd een mooi en gezond bedrijf opgebouwd: een machinefabriek gespecialiseerd in transportschroeven met 35 mensen in dienst en een omzet van vijf miljoen euro. Toch besloot hij zijn bedrijf te verkopen. “Ik was er na al die jaren op uitgekeken. Je kunt jezelf niet meer verbeteren en de drive die je als ondernemer nodig hebt, was verdwenen.”

Via intermediair Rob Beeren van Diligence kwam hij in contact met twee potentiële kopers, beiden mbi-kandidaat. S. en zijn bedrijfsleider besloten met een van de twee in zee te gaan. S: “Hij kwam bij Shell vandaan en had een goede staat van dienst. Hij leek ons zeer geschikt.” Maar het liep compleet anders dan verwacht. De koper bleek vooral een manager, geen ondernemer. De omzet holde meteen achteruit en het eerste jaar werd met verlies afgesloten; dat was in die 22 jaar pas één keer eerder gebeurd.

De koper maakte een cruciale fout volgens S.: “Hij ging de manager spelen, zoals hij bij Shell gewend was. Hij deed niks zelf, maar delegeerde alles. In mijn tijd was ik de helft van m’n tijd aan het managen en voor de rest was ik écht aan het werk: calculaties maken, klanten bezoeken, spullen verkopen. Bij een klein bedrijf moet je ook als directeur de mouwen opstropen, anders red je het niet.”

Bij de klanten verspeelde de koper snel zijn goodwill, merkte S. “Hij gaf ze onvoldoende aandacht en kwam heel arrogant op hen over. Ik hoorde klanten zeggen: ‘Zolang hij daar zit, koop ik geen schroef meer.’” Het onvermijdelijke gebeurde: binnen drie jaar was de onderneming failliet.

Pijn

De medewerkers belden met hun oude baas. Of hij wilde helpen. S.: “Het doet pijn om je bedrijf naar de ratsmodee te zien gaan. Ik wilde niet dat het zou stoppen of dat een concurrent de failliete boedel zou overnemen. Ook voor het personeel vond ik het verschrikkelijk: met sommigen heb ik 20 jaar samengewerkt.”

S., die nog volop actief was in andere bedrijven, besloot het bedrijf uit faillissement te kopen. Wel maakte hij direct duidelijk dat zijn terugkeer tijdelijk was; hij had zijn bedrijf immers niet voor niets verkocht. Zodra de situatie het toeliet, zou hij het bedrijf via een mbo overdoen aan enkele medewerkers. “Het voordeel van die afspraak was dat het personeel 200 procent gemotiveerd was. Het faillissement kostte me een paar ton omdat ik mijn achtergestelde lening kwijt was, maar het voordeel was wel dat ik de beste medewerkers kon uitkiezen en met nul kon beginnen.”

Het ging meteen crescendo met het bedrijf. Uiteindelijk kwamen alle oude klanten terug en vanaf het eerste jaar was het bedrijf weer winstgevend. Na anderhalf jaar was het bedrijf al sterk genoeg om op eigen benen te staan. S. deed de meerderheid van zijn aandelen van de hand en deed dat ruimhartig. “Ik verkocht de aandelen voor dezelfde prijs als ik ervoor betaald had. Ik hoefde niet twee keer te verdienen aan mijn bedrijf. Je moet de jongere generatie ook wat gunnen, ondernemen is al lastig genoeg.”

Het was uiteindelijk een happy end, maar natuurlijk had S. het liever anders gezien. “Als ik dit had geweten, had ik het bedrijf direct aan het personeel verkocht. Maar ja, dat is achteraf praten.”

Rob Beeren